renoir: je ziet er helemaal opgewonden uit, waar hadden jullie het over op de trap?
adam: nergens over, we vonden allemaal hetzelfde.
dasté: we hebben er genoeg van. het is een schandaal.
castel: waarom zeggen we ze niet voor eens en voor altijd flink de waarheid, renoir?
renoir: maar wie? op wie zijn jullie kwaad?
dasté: op de vijanden van het theater.
raymonde: op de vrienden van het theater.
dasté: als ik ook maar een greintje talent had, als ik kon schrijven als bouquet dan had ik de zaken allang aangekaart, maar zodra hij een minuutje vrij heeft speelt hij op z’n fluit.
vera: hij doet gewoon wat hijzelf leuk vindt (violon d’ingres)
boverio: het toneel dat zou ze toch moeten interesseren, want ze komen steeds. en er moet toch eens een dag komen dat ze opeens wetenwaar het om gaat. het is toch niet aan ons om ze te precies gaan uitleggen wat het allemaal voorstelt?
castel: nee, dat helpt ons niet vooruit.
adam: ik zie ons niet de voorstelling onderbreken en naar het voetlicht lopen om hem te zeggen; ach moet je horen, arm publiek, je wordt verwaarloosd. door de schrijver. verblind. door de kritiek. veracht. door de directie. maar je hebt één echte vriend: de toneelspeler!
saint isles: wel beetje pretentieus.
dasté: met hun uitleg waar het over zou moeten gaan bijvoorbeeld, verkopen ze je een pisblaas voor een lantaren. daar valt toch nooit een touw aan vast te knopen.
adam: wij weten het: de regie. het is zo simpel. een stuk waar alles in alles meetrilt. een decor waar alles concreet is en makkelijk in te bewegen.
castel: we gieten voor een stuk een betonnen fundering berekend op een houwitzer om ze mee overhoop te schieten.
renoir: ik denk dat we gewoon aan het werk moeten. we vinden wel iets.
adam: realisme, populisme ! zie jij ons het theatre libre weer opstarten?
dasté: dat was leuk, het theatre libre. dan zei je: het is vijf uur en dan was er een echte klok die vijf uur sloeg.
maar de vrijheid verekleed als pendule, dat is niks.
raymonde: pas als de pendule honderd uur zou slaan, zou het een beetje op toneel lijken.
renoir: toen ie acht was hebben ze mijn vader meegenomen naar het gymnase. en er stond op het toneel een echte piano. hij heeft gebruld van woede en teleurstelling en ze hebben hem het theater uit moeten zetten. nooit meer terugeweest.
kleine vera: het is toch niet moeilijk, het toneel, echt zijn in onecht. god, ik wil het ze vanavond best uitleggen hoor,
renoir: jij gaat je scène andromaque pakken. stilte kinderen. waar ga je heen adam?
adam: naar de kant. het waait hier.
raymonde: als je zo bang bent voor tocht, waarom ben je dan eigenlijk ooit gaan spelen?