Herman Heijermans
„Jannie”...
„Ja kind”...
„Er is weer een haartje gegroeid op je oor”...
„Gekke meid”...
„Wil ik ’t even afknippen?”...
Ze vroeg ’t zoo kinderlijk-mal, met zoo iets in-gelukkigs in haar stem, dat hij lachend knikte.
„Blijf maar zitten... Zit je nagelschaartje in je vest... Nee blijf nou zitten... Ik heb ’t al... Jannie wat een dikkert!... ’t Lijkt d’r wel een uit je snor... Kijk eens!”
Ze lag op haar knieën, hield het haartje tegen het licht.
... „Jannie wat ben je vreemd!... Is er iets gebeurd”...